In de wet- en regelgeving voor de kinderopvang wordt een verschil gemaakt bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling in de thuissituatie en wanneer dit vermoeden bestaat bij een houder, pm’er, gastouder of iemand anders werkzaam bij de kinderopvangorganisatie. In samenwerking met SZW zijn de twee stappenplannen naast elkaar gezet.
Artikel 1.51a Wet kinderopvang bepaalt dat een houder voor het personeel of de gastouders een meldcode vaststelt waarin een stappenplan is opgenomen dat aangeeft hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling moet worden opgegaan. Dit is verder uitgewerkt in het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en het Besluit kwaliteit kinderopvang. Aan de hand van dit stappenplan weet een pm’er of gastouder welke stappen moeten worden ondernomen wanneer het vermoeden bestaat dat in de thuissituatie van een kind sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Bij een vermoeden moeten de signalen in kaart worden gebracht en contact worden opgenomen met Veilig Thuis (artikel 8 lid 2 onder b Besluit kwaliteit gastouderbureaus en artikel en artikel 14 lid 2 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang).
In het geval sprake is van een vermoeden dat een pm’er/gastouder/houder/of een ander persoon werkzaam bij de kinderopvangorganisatie zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf jegens een kind, dan dient direct contact te worden opgenomen met de vertrouwensinspecteur. Dit is vastgelegd in artikel 1.51b Wet kinderopvang. Artikel 1.151b Wet kinderopvang regelt de meld-, overleg- en aangifteplicht, waardoor in contact moet worden getreden met de vertrouwensinspecteur. In het wetsartikel wordt overigens niet gesproken over de “vertrouwensinspecteur”, maar over “een door Onze Minister aan te wijzen deskundige”. De vertrouwensinspecteur is in dit geval aangewezen als deskundige.
Het is vanwege de veiligheid van het kind van belang dat dit onderscheid goed wordt gemaakt. Bij het volgen van het stappenplan van de Meldcode komt men namelijk uit bij Veilig Thuis. Dit is niet de instantie die moet worden geraadpleegd indien het vermoeden bestaat dat een medewerker een zedenmisdrijf heeft gepleegd. Het volgen van het stappenplan kan het proces (wellicht onnodig) vertragen met alle gevolgen van dien.

Eerste webinar gemeentelijke lobby

BK in het Nieuws – week 31

Huiselijk geweld en kindermishandelingLeden